maandag 29 september 2008
MEER VRIJHEID VAN ONDERWIJS
Onderstaand artikel is verschenen in Driegonaal E-nieuws van 20 oktober 2008
en in een ingekorte versie op de website antrovista
Geef Scholen de Vrijheid !
Deze uitspraak deed SER-voorzitter Rinnooy Kan in het NRC op 27 augustus en was een samenvatting van een uitgebreider pleidooi dat op een hoger onderwijs website Science Guide gepubliceerd is.
Deze uitspraak komt niet helemaal uit de lucht vallen want Rinnooy Kan heeft ook als voorzitter van de commissie Leraren in opdracht van minister van Onderwijs Plasterk een lijvig rapport geschreven over de problemen in het onderwijs dat in september 2007 is aangeboden.
In dit rapport LeerKRACHT worden aanbevelingen gedaan om de beloning van leerkrachten te verbeteren, het beroep van leerkracht te versterken en de school verder te professionaliseren.
Rinnooy Kan heeft al eerder zijn betrokkenheid en affiniteit met het Onderwijs getoond. Hij was hoogleraar aan de Economische Faculteit van de Erasmus Universiteit begin jaren 80 en daarna was hij ook enige jaren de jongste rector magnificus aan de EUR. Hij kent het hoger onderwijs van binnenuit en ook vanuit de bestuurlijke kant.
De aanbevelingen wat het aspect beloning betreft zijn inmiddels door het kabinet ook overgenomen en vanaf dit jaar wordt € 1,2 miljard extra aan hogere beloningen in basis, voortgezet en hoger onderwijs besteedt.
Opvallend in dit rapport is dat de commissie het beroep van leraar opnieuw versterkt en nieuw elan wil geven door leraren meer inspraak en inbreng te geven bij onderwijsontwikkelingen. De laatste jaren zijn er allerlei signalen geweest dat onderwijsveranderingen veelal top down en op aandringen van overheid of externe adviseurs over de hoofden van het onderwijzend personeel werden ingevoerd .
De managers kregen steeds meer invloed ten koste van de onderwijsgevenden.
Hoe desastreus dat is geweest, heeft het parlementaire onderzoek van de commissie Dijsselbloem aangetoond voor het middelbaar onderwijs.
Passend in deze kritiek is ook het ontstaan van de Vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON).
Hun kernpunten zijn:
• Geef de docent zijn vak terug.
• Organiseer goed onderwijs door hoogopgeleide docenten.
• Het grootste deel van het onderwijsbudget moet gaan naar het primaire proces.
• Het management moet in dienst staan van het primaire proces.
• Zeggenschap over de inrichting van het onderwijs binnen de instituten moet liggen bij leraren en docenten
De commissie lijkt deze rigoureuze koerswijziging te steunen.
Zij stelt zelfs voor dat leerkrachten of docenten zich verenigen in een juridische vorm zoals een coöperatie (?) of maatschap ook als voorloper van een nieuwe rechtsvorm die de overheid in het leven wil roepen, namelijk de maatschappelijke onderneming. Op deze manier kunnen docenten hun positie versterken tegenover het management en bestuur.
De commissie stelt zelfs voor om schoolbesturen een gedragscode voor goed bestuur te laten opstellen waarin het beginsel van zwaarwegende betrokkenheid van leraren wordt opgenomen. Simpel gezegd “geef het onderwijs terug aan de professionals(leerkrachten)”!
Deze maatschapvorm bestond decennia geleden al op Vrije middelbare Scholen maar hebben de tand des tijds niet doorstaan. Ook waren Vrije Scholen vanaf de jaren zeventig actief om deze vrijheid van Onderwijs ook op te eisen.
Nu krijgen ze dus steun van Rinnooy Kan die nu ook de overheid (ministerie van Onderwijs en Onderwijsinspectie) oproept scholen met rust te laten en de regelgeving sterk terug te dringen. Scholen zouden zich primair moeten verantwoorden naar leerlingen en hun ouders in plaats van de overheid. Daar moet het vertrouwen worden opgebouwd en in stand gehouden.
Er waait een nieuwe hoopgevende wind in onderwijsland !
dinsdag 16 september 2008
Bestuursperikelen Vrije Scholen
Dit artikel is gepubliceerd
in de brochure “Van Binnen Uit” en
uitgegeven bij de officiële opening
na Vergroting en Renovatie van het
schoolgebouw van Vrije School de Regenboog
Eindhoven 14 maart 1992
Uit de school geklapt!
In deze bijdrage zal de plaats of rol van bet bestuur in onze school nader voor het voetlicht komen met name omdat deze positie als omstreden kan worden beschouwd.
In de visie van Rudolf Steiner zou een Vrije School geheel "vrij" van overheids-bemoeienis moeten zijn en zou de school geleid moeten worden door het gezamenlijke college van leerkrachten volgens het principe van volledig zelfbestuur.
R. Steiner sprak van existentiële verbondenheid van leerkrachten met de school, zoals dat ook voor een ondernemer met zijn zelf opgerichte bedrijf geldt. Het is een kwestie van je verantwoordelijk voelen voor het wel en wee van de hele school, iets wat ook de initiatiefouders bij de oprichting van een school kunnen hebben en wat hun rol in school altijd zal blijven kleuren.
Dat beleven van verbondenheid kan zo sterk of diep zijn dat het voor een ieder die in school rondloopt meteen waarneembaar is, wie de dragers van een school zijn.
Uit deze gedachte is ook de beleidsvergadering ontstaan, waarin de leerkrachten met een vaste aanstelling zitting hebben. Zij zou als hoogste orgaan binnen de school het beleid voeren en de besluiten moeten nemen.
In een ander verband heeft R. Steiner ten aanzien van de samenleving als geheel gesproken over de Sociale Driegeleding waarbij hij ervoor pleitte dat de drie levensgebieden van de maatschappij te weten het geestesleven,het rechtsleven en het economisch leven autonoom, volgens hun eigen wetmatigheden, bestuurd zouden moeten worden.
De drie begrippen die we kennen van de Franse Revolutie te weten vrijheid,
gelijkheid en broederschap horen in deze volgorde bij de drie genoemde levensgebieden.
Deze gedachte doortrekkend zou iedere organisatie,ook een school,drie organen moeten kennen:
- een bestuur als rechtsorgaan waar de besluiten genomen worden;
- een economisch orgaan waar geld en middelen beheerd worden;
- een orgaan voor het geestesleven (in de school is dat de pedagogische
vergadering waar alle leerkrachten deel van uitmaken en waar vanuit de
antroposofie en de vrije school pedagogiek gewerkt wordt).
Proberen we deze idealen naar onze tijd en situatie te verplaatsen dan ontstaat er een dilemma, want de Nederlandse overheid eist dat een school een bevoegd gezag heeft in de vorm van een Stichtingsbestuur, dat ook optreedt als werkgever.
Daarnaast is het zo dat de huidige wetgeving het nu mogelijk maakt om bestuursleden aansprakelijk te stellen voor het gevoerde beleid. Dat zou in extreme gevallen kunnen betekenen dat bestuursleden individueel aansprakelijk gesteld kunnen worden in geval van aantoonbaar (financieel) wanbeleid.
Ook is het zo dat een school bij een bepaalde omvang ook wettelijk verplicht is een medezeggenschapsraad op te richten waarin vertegenwoordigers van personeel en ouders zitting hebben.Zij hebben ook advies- en op sommige punten instemmingsrecht.
Deze situatie leidt ertoe dat het ideaal en de praktijk botsen.
Leerkrachten c.q. de beleidsvergadering hebben te maken met een bestuur dat in het verlengde van haar plichten ook haar rechten wil opeisen door mede vorm en inhoud te geven aan het schoolbeleid en zeker op het financiële en personele vlak (juridische en arbeidsrechtelijke zaken).
In dit spanningsveld ontstaat een soort van touwtrekken tussen bestuur en beleidsvergadering over taken en bevoegdheden.Los van de formele kant gaat het vooral ook om de vertrouwensrelatie tusen bestuur,eerkrachten en ouders en dat is gebaat bij openheid en transparantie over alle schoolzaken.
Daaruit is in onze school een soort van compromis ontstaan, namelijk dat bij iedere bestuursvergadering ook de voorzitter van de beleidsvergadering aanwezig is voor de onderlinge communicatie. Daarnaast is het zo dat de beleidsvergadering met beleidsvoorstellen komt die in het bestuur getoetst worden op financiële, juridische en organisatorische aspecten/randvoorwaarden en daarna definitief vastgesteld worden door bestuur en beleidsvergadering gezamenlijk.
Vanuit een andere optiek zou je kunnen zeggen dat de leerkrachten vooral uitvoerend zijn, de beleidsvergadering beleidsvoorbereidend en het bestuur meer toezichthoudend,voorwaardenscheppend, spiegelend en evaluerend is.
Je zou ook kunnen zeggen, dat leerkrachten vooral bezig zijn met de inhoud, bestuursleden vooral bezig zijn met de vorm en de procedures.
Interessant is dat R. Steiner als oprichter van de eerste Vrije School (de Waldorfschule in Stuttgart) zelf ook geen leerkracht is geweest maar een soort Bestuursfunctie vervulde.
Afgezien van dit meer principiële punt tussen je verantwoordelijk voelen (beleidsvergadering) en verantwoordelijk "gemaakt" worden (bestuur) zijn er ook allerlei praktische zaken die "bet besturen” bemoeilijken.
Zo is er de overheid die scholen bestookt met circulaires en brieven, die toch allemaal "geconsumeerd” moeten worden en zeker ook een specifieke ambtelijke deskundigheid vereisen. Daarnaast heeft een school te maken met de gemeentelijke overheid, de onderwijsinspectie, de bedrijfsvereniging, het pensioenfonds etc.
Uiteraard maak je als Vrije School ook deel uit van het landelijke Vrije School Beweging waarin je ook je stem moet laten klinken.
Deze opsomming geeft misschien aan dat een bestuurstaak daarom nogal wat tijd, inzet en "materiedeskundigheid" vraagt.
Een ander aspect is dat bestuurders vaak uit de kring van de "eigen ouders" voortkomen met als voordeel dat ze de school al kennen, maar met als nadeel dat ze niet altijd onbevooroordeeld zijn als het gaat om de klas van hún kind of die leerkracht. Zo iemand heeft als het ware twee "petten" op.
Als ouder/bestuurslid verkeer je ook in de nadelige situatie dat je niet het hele reilen en zeilen van een school op de voet kunt volgen; je bent aangewezen op signalen van anderen en incidentele eigen indrukken.
Terugkijkend op 3 jaar bestuurslidmaatschap heb ik ervaren hoe moeizaam of moeilijk het besturen feitelijk is, in die zin dat het heel veel tijd kost, dat je zeker niet alleen vrienden maakt, maar je soms zelfs gijzelaar voelt tussen ouders en leerkrachten als je pijnlijke of moeilijke onderwerpen bespreekbaar moet maken of besluiten moet meedelen. Je moet een luisterend oor bieden voor vragen en klachten en je doorzettingsvermogen wordt zwaar op de proef gesteld door vele en lange vergaderingen, besprekingen en bijeenkomsten. Bestuur en beleidsvergadering hebben altijd maximale openheid en transparantie betracht vooral naar de ouders toe. Op algemene ouderavonden aan het einde van het schooljaar werden alle nieuwe plannen, projecten gepresenteerd inclusief de financiële gezondheid van de school. Door deze openheid en transparantie groeide het onderling vertrouwen en het noodzakelijke draagvlak.
Daarnaast is het een leerschool voor vaardigheden en sociale rollen die zijn gelijke niet kent en zeker in een tijd waarin het sociale en de onderlinge verbondenheid juist zo hard nodig zijn en ontwikkeld dienen te worden.
Pas dan kunnen de woorden van R. Steiner namelijk dat een Vrije School een cultuurgemeenschap moet zijn, werkelijkheid worden!
in de brochure “Van Binnen Uit” en
uitgegeven bij de officiële opening
na Vergroting en Renovatie van het
schoolgebouw van Vrije School de Regenboog
Eindhoven 14 maart 1992
Uit de school geklapt!
In deze bijdrage zal de plaats of rol van bet bestuur in onze school nader voor het voetlicht komen met name omdat deze positie als omstreden kan worden beschouwd.
In de visie van Rudolf Steiner zou een Vrije School geheel "vrij" van overheids-bemoeienis moeten zijn en zou de school geleid moeten worden door het gezamenlijke college van leerkrachten volgens het principe van volledig zelfbestuur.
R. Steiner sprak van existentiële verbondenheid van leerkrachten met de school, zoals dat ook voor een ondernemer met zijn zelf opgerichte bedrijf geldt. Het is een kwestie van je verantwoordelijk voelen voor het wel en wee van de hele school, iets wat ook de initiatiefouders bij de oprichting van een school kunnen hebben en wat hun rol in school altijd zal blijven kleuren.
Dat beleven van verbondenheid kan zo sterk of diep zijn dat het voor een ieder die in school rondloopt meteen waarneembaar is, wie de dragers van een school zijn.
Uit deze gedachte is ook de beleidsvergadering ontstaan, waarin de leerkrachten met een vaste aanstelling zitting hebben. Zij zou als hoogste orgaan binnen de school het beleid voeren en de besluiten moeten nemen.
In een ander verband heeft R. Steiner ten aanzien van de samenleving als geheel gesproken over de Sociale Driegeleding waarbij hij ervoor pleitte dat de drie levensgebieden van de maatschappij te weten het geestesleven,het rechtsleven en het economisch leven autonoom, volgens hun eigen wetmatigheden, bestuurd zouden moeten worden.
De drie begrippen die we kennen van de Franse Revolutie te weten vrijheid,
gelijkheid en broederschap horen in deze volgorde bij de drie genoemde levensgebieden.
Deze gedachte doortrekkend zou iedere organisatie,ook een school,drie organen moeten kennen:
- een bestuur als rechtsorgaan waar de besluiten genomen worden;
- een economisch orgaan waar geld en middelen beheerd worden;
- een orgaan voor het geestesleven (in de school is dat de pedagogische
vergadering waar alle leerkrachten deel van uitmaken en waar vanuit de
antroposofie en de vrije school pedagogiek gewerkt wordt).
Proberen we deze idealen naar onze tijd en situatie te verplaatsen dan ontstaat er een dilemma, want de Nederlandse overheid eist dat een school een bevoegd gezag heeft in de vorm van een Stichtingsbestuur, dat ook optreedt als werkgever.
Daarnaast is het zo dat de huidige wetgeving het nu mogelijk maakt om bestuursleden aansprakelijk te stellen voor het gevoerde beleid. Dat zou in extreme gevallen kunnen betekenen dat bestuursleden individueel aansprakelijk gesteld kunnen worden in geval van aantoonbaar (financieel) wanbeleid.
Ook is het zo dat een school bij een bepaalde omvang ook wettelijk verplicht is een medezeggenschapsraad op te richten waarin vertegenwoordigers van personeel en ouders zitting hebben.Zij hebben ook advies- en op sommige punten instemmingsrecht.
Deze situatie leidt ertoe dat het ideaal en de praktijk botsen.
Leerkrachten c.q. de beleidsvergadering hebben te maken met een bestuur dat in het verlengde van haar plichten ook haar rechten wil opeisen door mede vorm en inhoud te geven aan het schoolbeleid en zeker op het financiële en personele vlak (juridische en arbeidsrechtelijke zaken).
In dit spanningsveld ontstaat een soort van touwtrekken tussen bestuur en beleidsvergadering over taken en bevoegdheden.Los van de formele kant gaat het vooral ook om de vertrouwensrelatie tusen bestuur,eerkrachten en ouders en dat is gebaat bij openheid en transparantie over alle schoolzaken.
Daaruit is in onze school een soort van compromis ontstaan, namelijk dat bij iedere bestuursvergadering ook de voorzitter van de beleidsvergadering aanwezig is voor de onderlinge communicatie. Daarnaast is het zo dat de beleidsvergadering met beleidsvoorstellen komt die in het bestuur getoetst worden op financiële, juridische en organisatorische aspecten/randvoorwaarden en daarna definitief vastgesteld worden door bestuur en beleidsvergadering gezamenlijk.
Vanuit een andere optiek zou je kunnen zeggen dat de leerkrachten vooral uitvoerend zijn, de beleidsvergadering beleidsvoorbereidend en het bestuur meer toezichthoudend,voorwaardenscheppend, spiegelend en evaluerend is.
Je zou ook kunnen zeggen, dat leerkrachten vooral bezig zijn met de inhoud, bestuursleden vooral bezig zijn met de vorm en de procedures.
Interessant is dat R. Steiner als oprichter van de eerste Vrije School (de Waldorfschule in Stuttgart) zelf ook geen leerkracht is geweest maar een soort Bestuursfunctie vervulde.
Afgezien van dit meer principiële punt tussen je verantwoordelijk voelen (beleidsvergadering) en verantwoordelijk "gemaakt" worden (bestuur) zijn er ook allerlei praktische zaken die "bet besturen” bemoeilijken.
Zo is er de overheid die scholen bestookt met circulaires en brieven, die toch allemaal "geconsumeerd” moeten worden en zeker ook een specifieke ambtelijke deskundigheid vereisen. Daarnaast heeft een school te maken met de gemeentelijke overheid, de onderwijsinspectie, de bedrijfsvereniging, het pensioenfonds etc.
Uiteraard maak je als Vrije School ook deel uit van het landelijke Vrije School Beweging waarin je ook je stem moet laten klinken.
Deze opsomming geeft misschien aan dat een bestuurstaak daarom nogal wat tijd, inzet en "materiedeskundigheid" vraagt.
Een ander aspect is dat bestuurders vaak uit de kring van de "eigen ouders" voortkomen met als voordeel dat ze de school al kennen, maar met als nadeel dat ze niet altijd onbevooroordeeld zijn als het gaat om de klas van hún kind of die leerkracht. Zo iemand heeft als het ware twee "petten" op.
Als ouder/bestuurslid verkeer je ook in de nadelige situatie dat je niet het hele reilen en zeilen van een school op de voet kunt volgen; je bent aangewezen op signalen van anderen en incidentele eigen indrukken.
Terugkijkend op 3 jaar bestuurslidmaatschap heb ik ervaren hoe moeizaam of moeilijk het besturen feitelijk is, in die zin dat het heel veel tijd kost, dat je zeker niet alleen vrienden maakt, maar je soms zelfs gijzelaar voelt tussen ouders en leerkrachten als je pijnlijke of moeilijke onderwerpen bespreekbaar moet maken of besluiten moet meedelen. Je moet een luisterend oor bieden voor vragen en klachten en je doorzettingsvermogen wordt zwaar op de proef gesteld door vele en lange vergaderingen, besprekingen en bijeenkomsten. Bestuur en beleidsvergadering hebben altijd maximale openheid en transparantie betracht vooral naar de ouders toe. Op algemene ouderavonden aan het einde van het schooljaar werden alle nieuwe plannen, projecten gepresenteerd inclusief de financiële gezondheid van de school. Door deze openheid en transparantie groeide het onderling vertrouwen en het noodzakelijke draagvlak.
Daarnaast is het een leerschool voor vaardigheden en sociale rollen die zijn gelijke niet kent en zeker in een tijd waarin het sociale en de onderlinge verbondenheid juist zo hard nodig zijn en ontwikkeld dienen te worden.
Pas dan kunnen de woorden van R. Steiner namelijk dat een Vrije School een cultuurgemeenschap moet zijn, werkelijkheid worden!
maandag 8 september 2008
Nieuwe Bestuursstructuur Vrije Scholen
Dit artikel is verschenen op de Website van Antrovista onder de rubriek Opvoeding/Scholen vanaf 8 september 2008
Vrije Schoolbestuur professioneler!?
Enige tijd geleden zag ik op de website van Vrije Middelbare School het Novaliscollege dat de bestuursorganisatie compleet was veranderd.
Onder druk van de overheid konden middelbare en dus ook vrije scholen vanaf 1998 alleen voortbestaan als zij een bepaalde omvang hadden. Dus fuseerden het Novaliscollege uit Eindhoven met het Karel de Grote college uit Nijmegen en de Stichtse Vrije School uit Zeist. Gezamenlijk waren zij groot genoeg om de opheffingsnorm als Scholengemeenschap voor
Vmbo-t, Havo en Vwo te ontlopen.
De afzonderlijke schoolbesturen werden opgeheven en omgevormd tot een nieuw bestuur bestaande uit zes leden met van iedere school twee bestuursleden. Zij waren het bevoegd gezag van de (school) stichting en hadden de algemene leiding (beleid en financiën), terwijl de directies samen het managementteam vormden en de dagelijkse leiding hadden. Dat heette toen
“ besturen op afstand”.
Daar is nu verandering in gekomen omdat er nu een College van Bestuur en een Raad van Toezicht is. De oud-bestuursleden hebben nu zitting in de Raad van Toezicht. Deze dient het college van Bestuur te controleren en toezicht te houden op de algemene gang van zaken.
Deze constructie kennen we vooral van Hogescholen en Universiteiten.
Gek genoeg bestaat de Raad van Bestuur wel maar uit één persoon (de voormalig directeur algemene ondersteuning). Hij mag zich nu collegevoorzitter noemen. Voordeel is natuurlijk wel dat het tot snelle besluitvorming leidt.
Een vergadering beleggen met jezelf is natuurlijk niet nodig !
Feitelijk is er een hiërarchische laag bijgekomen want de schooldirecties hebben een college van bestuur (of collegevoorzitter) boven zich gekregen.
Tegelijkertijd ook een stap verder weg van het ideaal van lerarenzelfbestuur.
Wordt het bestuurs- en besluitvormingsproces daardoor ook beter of democratischer?
Wat zou de noodzaak of beweegreden voor deze gedaantewisseling zijn?
Het antwoord kwam heel toevallig via een artikel in het NRC van vrijdag 5 september.
Daar stond een verhaal van Walter Dresscher, voorzitter van de Algemene Onderwijsbond, waarin hij de minister enkele tips wilde geven voor het aanpakken van de topsalarissen in onderwijsland.
Dresscher signaleert dat “juist bij kleine scholen van pakweg 1500 leerlingen de salarissen van het bestuur er het meest op vooruit gingen als de school overstapte van een directie- naar een bestuursmodel met een collegevoorzitter en een raad van toezicht”!
De “laagvliegers” (lees:bestuurders van kleine onderwijsinstellingen) koersen nu ook richting de maximumsalarissen!
Het vrije schoolonderwijs wordt dus steeds professioneler (en duurder)!
Vrije Schoolbestuur professioneler!?
Enige tijd geleden zag ik op de website van Vrije Middelbare School het Novaliscollege dat de bestuursorganisatie compleet was veranderd.
Onder druk van de overheid konden middelbare en dus ook vrije scholen vanaf 1998 alleen voortbestaan als zij een bepaalde omvang hadden. Dus fuseerden het Novaliscollege uit Eindhoven met het Karel de Grote college uit Nijmegen en de Stichtse Vrije School uit Zeist. Gezamenlijk waren zij groot genoeg om de opheffingsnorm als Scholengemeenschap voor
Vmbo-t, Havo en Vwo te ontlopen.
De afzonderlijke schoolbesturen werden opgeheven en omgevormd tot een nieuw bestuur bestaande uit zes leden met van iedere school twee bestuursleden. Zij waren het bevoegd gezag van de (school) stichting en hadden de algemene leiding (beleid en financiën), terwijl de directies samen het managementteam vormden en de dagelijkse leiding hadden. Dat heette toen
“ besturen op afstand”.
Daar is nu verandering in gekomen omdat er nu een College van Bestuur en een Raad van Toezicht is. De oud-bestuursleden hebben nu zitting in de Raad van Toezicht. Deze dient het college van Bestuur te controleren en toezicht te houden op de algemene gang van zaken.
Deze constructie kennen we vooral van Hogescholen en Universiteiten.
Gek genoeg bestaat de Raad van Bestuur wel maar uit één persoon (de voormalig directeur algemene ondersteuning). Hij mag zich nu collegevoorzitter noemen. Voordeel is natuurlijk wel dat het tot snelle besluitvorming leidt.
Een vergadering beleggen met jezelf is natuurlijk niet nodig !
Feitelijk is er een hiërarchische laag bijgekomen want de schooldirecties hebben een college van bestuur (of collegevoorzitter) boven zich gekregen.
Tegelijkertijd ook een stap verder weg van het ideaal van lerarenzelfbestuur.
Wordt het bestuurs- en besluitvormingsproces daardoor ook beter of democratischer?
Wat zou de noodzaak of beweegreden voor deze gedaantewisseling zijn?
Het antwoord kwam heel toevallig via een artikel in het NRC van vrijdag 5 september.
Daar stond een verhaal van Walter Dresscher, voorzitter van de Algemene Onderwijsbond, waarin hij de minister enkele tips wilde geven voor het aanpakken van de topsalarissen in onderwijsland.
Dresscher signaleert dat “juist bij kleine scholen van pakweg 1500 leerlingen de salarissen van het bestuur er het meest op vooruit gingen als de school overstapte van een directie- naar een bestuursmodel met een collegevoorzitter en een raad van toezicht”!
De “laagvliegers” (lees:bestuurders van kleine onderwijsinstellingen) koersen nu ook richting de maximumsalarissen!
Het vrije schoolonderwijs wordt dus steeds professioneler (en duurder)!
Abonneren op:
Posts (Atom)