Onderstaand artikel verscheen in tijdschrift Driegonaal 2006
(28e jaargang no. 4) en later op de website/discussieforum van Antrovista.
Project 2000: een gedwongen keuze, maar ook de juiste!?
Als ouder van drie kinderen op de bovenbouw en voorzitter van de deel-medezeggenschaps-raad van een vrijeschool (middelbaar) heb ik de afgelopen jaren, enigszins vanaf de zijlijn, de ontwikkelingen met betrekking tot Project 2000 kunnen volgen en stel daar nu toch enige vragen bij.
Toen minister Netelenbos medio jaren negentig rond de tafel ging zitten met de (toenmalige) Bond van Vrije Scholen, was dat voor de vrijeschoolbeweging misschien wel een grote (onaangename) verrassing, maar vanuit haar positie als bewindsvrouw een hele logische en gerechtvaardigde stap.
Ruim zeventig jaar heeft de vrijeschool als vernieuwingsschool veel ruimte gehad om haar opvoedingsidealen in praktijk te brengen, de laatste decennia gebeurde dat volledig gesubsidieerd.
De vorm zoals die geleidelijk aan is uitgekristalliseerd, bleek een duidelijk afwijkende ten opzichte van het reguliere onderwijs. Negen jaar onderbouw, waar reguliere basisscholen acht jaar duren, als de kleuterklassen meegerekend worden. Daarnaast een bovenbouw (middelbaar onderwijs) die begint van klas 8 tot en met klas 12, oftewel vijf schooljaren. Veel scholen beschouwden onder- en bovenbouw ook als een harmonisch of organisch geheel, die in één school verenigd moesten worden.
In al die jaren is er maar één bovenbouw geweest, namelijk die in Den Haag, die leerlingen de mogelijkheid bood met een Havo-diploma af te sluiten. De andere vrijescholen gaven hun leerlin-gen een (ivo)-mavo diploma op niveau D en daarnaast een vrijeschooldiploma. Pas in een eventueel 13e jaar konden leerlingen via ROC’s een havo- of vwo-diploma halen, indien ze daarvoor een positief advies hadden gekregen. Zonder afbreuk te doen aan de grote inspanningen die leerkrachten zich getroostten om goed en volwaardig vrijeschoolonderwijs te geven - met stageweken, koor-, orkest-, toneeluitvoeringen, werkkampen (o.a. geologie- en landmeetkamp) en velerlei interessante hoofdonderwijsperioden (zoals Parzival, biografie, kunstgeschiedenis etc.) - bleef het voor de buitenwereld toch maar een ‘veredelde mavo’!
Het is daarom niet vreemd dat er een moment kwam dat de overheid, als wetgevende macht en vanuit het legitieme gelijkheidsbeginsel, de bekostiging van vrijescholen ter discussie zou gaan stellen. Waarom vrijescholen veertien jaar bekostigen als in het reguliere (mavo) onderwijs in twaalf jaar tijd hetzelfde diploma kan worden behaald? Voor de overheid telt immers het eindniveau en zij is niet geïnteresseerd in de extra’s die vrijescholen bieden.
Die situatie was dus onhoudbaar en zo begonnen de onderhandelingen want het vrijeschoolonderwijs zou hoe dan ook in het nieuwe onderwijsstelsel opgenomen moeten worden.Daarvan kennen we nu het resultaat: alle vrijescholen in Nederland zijn schoolgemeenschappen voor vmbo-t, havo en vwo geworden. De scholen kregen een paar jaar de tijd om dat in te voeren en daaraan werd de naam Project 2000 gekoppeld.
Juist bij dit resultaat stel ik vele vraagtekens want gelet op het huidige vrijeschoolprogramma is deze uitkomst helemaal niet passend en logisch. De meeste vrijescholen staan voor een brede ontwikkeling van hoofd, hart en handen. Daarbij vervullen praktische en kunstzinnige vakken een belangrijke rol naast de intellectuele kennis die nodig is voor een gezonde sociale en cognitieve ontwikkeling.
De scholengemeenschap nieuwe stijl heeft als ondergrens vmbo-t. Dat is de theoretische leerweg van het beroepsvoorbereidend middelbaar onderwijs. Daarin is nauwelijks plaats voor alle praktische en kunstzinnige vakken van het vrijeschool leerplan. Daarnaast wordt Havo-onderwijs aangeboden en ook nog vwo-onderwijs. (Het vwo-onderwijs ligt dus twee niveau’s hoger dan het oude ivo-mavo!)
Waarom bieden vrijescholen vwo-onderwijs aan? Omdat alleen dat recht geeft op zes jaar onderwijsfinanciering? Waren geld en rechtspositie belangrijker dan inhoud?
Er is nog een andere reden waarom het misschien niet verstandig is om vwo-examens te willen aanbieden. Als scholengemeenschap ben je gehouden aan de regelgeving om in vier profielen lessen aan te bieden. Ook als het zo is dat misschien 10% van de leerlingen het vwo-niveau aankan, is een middelgrote school gedwongen de verschillende vakkenpakketten in kleine (dus dure) klasjes aan te bieden.
Het is bekend dat 60 % van de leerlingen instroomt in het vmbo en de resterende veertig procent verdeelt zich over havo, vwo en gymnasium. Alleen al uit instroomoverwegingen is een vmbo dus interessanter dan een vwo: er is veel meer behoefte aan vmbo-onderwijs!
In Eindhoven heeft de vrijeschool (middelbaar) ook jarenlang een ambachtelijk-technische stroom gehad die leek op de oude LTS of ambachtsschool en die nu een ‘vmbopraktische leerweg’ genoemd zou worden.
De afgelopen jaren zijn de vrijescholen in Nederland druk doende geweest om zich voor te bereiden op alle veranderingen die Project 2000 met zich meebracht: examens, lesprogramma’s en programma’s van toetsen en afronding. Steeds heeft men gedacht dat het vrijeschoolprogramma er nog wel naast gegeven kan worden. Nu is echter het inzicht gerezen dat dat een verkeerde veronderstelling is geweest, tenzij de kinderen (en leerkrachten) dubbel overbelast worden. Een aantal vrijescholen krijgt het nieuwe lesprogramma nog niet in zes jaar rond en heeft daarom een “vwo-lang”-traject gemaakt (een 13e klas) . De onderwijsinspectie heeft daar tegen geprotesteerd.Tekenend voor de huidige, zorgelijke situatie is ook het feit dat er recentelijk een bovenbouw lerarenconferentie is geweest rondom de vraag “wat is een vrije school?” Ook hebben veel (vrije) scholen een nieuw functiewaarderingssysteem ingevoerd waarmee het financiële onderscheid in de beloning van eerste en tweede graadsbevoegden is verdwenen. Het gevolg daarvan zal zijn dat er weinig prikkels meer zijn om gekwalificeerd personeel van het hoogste niveau binnen te halen. Deze trend is inmiddels zichtbaar zo blijkt uit een NRC artikel van 29 april 2006 met de sprekende titel: ‘Eerste graadsleraren zijn een uitstervende soort op het voortgezet onderwijs’.Toch is het nog steeds verplicht dat eerste graads opgeleiden de lessen in de examenklassen van havo en vwo moeten geven.
Het is nu praktijk dat de middelbare vrijescholen een steeds strenger aannamebeleid hanteren om alleen leerlingen van minimaal vmbo-t niveau toe te laten. Dit tot grote teleurstelling van ouders en leerkrachten van vrije basisscholen die hun kinderen niet kunnen laten doorstromen naar de bovenbouw die er inhoudelijk gezien wel een geheel mee vormt.
Is er een weg terug? Nee.
Is er een weg vooruit? Ja, maar dat betekent naar mijn mening: opnieuw onderhandelen met de overheid om een scholengemeenschap nieuwe stijl te realiseren met vmbo en havo! Als de hele vrije schoolbeweging daar achter zou gaan staan is dit een haalbare wens. En dit onderwijsaanbod past beter bij het vrijeschoolprogramma en een brede sociale, kunstzinnige en cognitieve ontwikkeling van kinderen. Dan kan de vrijeschool een nieuwe en hoopvolle doorstart maken en verder werken aan haar pedagogische vernieuwingsidealen.
R. Thelosen is docent aan de Fontys Hogeschool in Eindhoven en auteur van Trias politica ethica. Een politiek-ethische bijdrage aan de waardendiscussie dat in maart 2006 bij Nearchus C.V. verscheen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten