zondag 19 januari 2014

Democratisch Onderwijs

Onderstaand artikel is begin april 2014 ook verschenen in de Lerarenbrieven, een nieuwsblad voor vrije scholen. Verder is het terug te vinden op de website vrijeschoolbeweging.

Lerarencoöperatie als organisatievorm.





























Foto: Speelkwartier op het schoolplein aan het Hiëronymusplantsoen

Al enige tijd, mede door het uitroepen van het speciale VN-jaar in 2012 , ben ik geïnteresseerd in het verschijnsel coöperatie. Door deze extra aandacht is er ook bekend geworden dat wereldwijd meer mensen werken bij coöperaties dan voor multinationals.






De meeste coöperaties treffen we natuurlijk aan in de land- en tuinbouwsector maar ook in de voedselproductie zoals Campina, Friesland Foods, AVEBE etc. In de industrie zijn er ook een aantal zoals de Baskische werknemerscoöperatie Mondragon bewijst met maar liefst 83.000 werknemers die zich ook ondernemer voelen. Daarnaast zijn er ook coöperaties in de financiële sector zoals de Rabobank, maar ook verzekeringsmaatschappijen zoals VGZ. Los daarvan ontstaan er de afgelopen jaren ook opvallend veel nieuwe coöperaties zoals energie-coöperaties die samen zonne- of windenergie opwekken. Op andere plaatsen waar lokale winkels dreigen te verdwijnen worden buurt(coöperatie-)winkels opgezet. Ook in de thuiszorg is met de opkomst van de nieuwe lokale buurtzorgcoöperaties voorzien in een grote behoefte. Tot mijn grote verbazing echter ontdekte ik ook het bestaan van coöperaties in het onderwijs. De koepel- organisatie Verenigde Bijzondere scholen (VBS) heeft enige jaren geleden het concept van lerarencoöperatie onder de aandacht gebracht .

Foto: Hoofdingang Vrije School Utrecht



























De VBS verenigt bijzondere scholen die vanuit een zelfgekozen levensbeschouwelijke of pedagogische waardeoriëntatie inhoud geven aan het onderwijs. Vrije Scholen, Freinet- , Dalton- Jenaplan- en Montessorischolen vallen hieronder.
De VBS gelooft in de kracht van pedagogisch ondernemerschap, wat het best tot zijn recht komt door samenwerkingsvormen waarin ruimte is voor zelfbestuur en zelforganisatie zoals een (leraren-)coöperatie.

Vrijescholen bestaan al zo’n 90 jaar in Nederland en gaan uit van een pedagogiek afgestemd op de mens- en maatschappijvisie van de antroposofie, een geesteswetenschap ontwikkeld door Rudolf Steiner. Vanaf het allereerste begin is daarbij gewezen op het belang van een vorm van lerarenzelfbestuur en autonomie voor leerkrachten. Samen zouden zij existentieel met de school verbonden moeten zijn en ook gezamenlijk de verantwoording dragen over alle bestuurlijke, financiële en schoolbeleidstaken. In het maatschappij-ideaal van Rudolf Steiner, dat ook wel sociale driegeleding wordt genoemd zouden organisaties in het geestesleven, waar het onderwijs toe behoort, bestuurd moeten worden door de uitvoerende professionals. Het primaire proces van het onderwijs moet leidend zijn in alle besluiten. In reguliere scholen en schoolstichtingen kan het zijn dat juridische, organisatorische of financiële doelstellingen leidend zijn en dus het onderwijs ondergeschikt wordt.
Naar nu blijkt is er één vrije school die gekozen heeft voor de vorm van een lerarencoöperatie en dat is de Vrije School Utrecht. Vandaar dat ik geïnteresseerd raakte en de school opzocht. In het oude centrum van Utrecht achter de Domtoren ligt aan een rustig plantsoen de basisschool. De school is vrij onopvallend gehuisvest in een oud rijzig gebouw. Pas als je voor de ingang staat zie je een klein bordje met de naamsaanduiding.
In de Utrechtse vrije school voor primair onderwijs zitten zo’n 270 leerlingen, verdeeld over vijf kleuterklassen en zes basisschoolklassen. Binnen de school was er een kleine groep van personeelsleden waaronder bestuurder Harrie Stokkel, die beseften dat een lerarencoöperatie de beste manier was om lerarenzelfbestuur praktisch vorm te geven. Harrie vertelde dat hij al geïnteresseerd was in de sociale driegeleding (de sociale impuls van de antroposofie) sinds hij zo’n jaar of 20 was. Pas later leerde hij de antroposofie kennen. Jaren geleden was er op dezelfde school ook een jaarvergadering gehouden van de werkgemeenschap voor sociale driegeleding, waar wij toevallig beiden ook aanwezig waren.
Utrecht was jaren het centrale verzamelpunt van de studiebijeenkomsten onder leiding van Mouringh Boeke en dat ging meestal over Filosofie der Vrijheid en de Kernpunten van het sociale vraagstuk. Hetzelfde geldt voor bijeenkomsten van de eerste driegeledingsopleiding, die ook in Utrecht plaats vonden. Utrecht zou je daarom een soort epicentrum van de sociale driegeledingsimpuls kunnen noemen. Het is daarom bijzonder dat juist hier gekozen is voor de lerarencoöperatie.


De school heeft de VBS om advies en ondersteuning gevraagd en na een reeks van vergaderingen en voorlichtingen is begin 2006 besloten om de rechtsvorm te wijzigen van een stichting in een coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid (U.A.). De maatschapsvorm die in het verleden in vrije scholen ook heeft bestaan om het pedagogisch ondernemerschap concreet te maken is ook overwogen maar toch afgevallen. De financiële verantwoordelijkheid dragen is (nog?) een stap te ver.

De keuze voor een coöperatie had enige gevolgen voor de organisatie en de besluitvormingsstructuur. De kern en het hoogste besluitvormingsorgaan is de algemene ledenvergadering (ALV) waar alleen personeelsleden met een vaste aanstelling (dienstverband) deel van kunnen uitmaken. Je kunt ook pas een vaste aanstelling krijgen als personeelslid als je schriftelijk akkoord gaat met de doelstelling van de coöperatie. Als je lid wil worden moet je dat kenbaar maken en moet de lerarencoöperatie daarover beslissen met een drie/vierde meerderheid. Zo kunnen zij ook besluiten leden te royeren. Verder hebben zij de bevoegdheid om ook het coöperatiebestuur te kiezen en te benoemen, maar eventueel ook te ontslaan. Het bestuur krijgt daarmee het daadwerkelijke mandaat of vertrouwen van de leerkrachten, maar kan het dus ook verliezen. Je bent dus niet bestuurder voor het leven. Jaarlijks stelt de ALV ook het schoolbeleid en de begroting vast. In vrije scholen met een stichtingsvorm bestaat er ook een beleidsvergadering waarin leerkrachten met een vaste aanstelling zitting hebben die het schoolbeleid bepalen, maar dan moet het bestuur (veelal ouders of voormalige ouders) daar ook mee akkoord gaan. De uiteindelijke bevoegdheid ligt wettelijk gezien echter bij het bestuur.


Wie nu denkt dat dit een onwerkbare situatie oplevert omdat “iedereen over alles beslist”, vergist zich. In de school is een uitgebreide taakverdeling opgesteld waarin duidelijk staat vermeld wie over wat besluit danwel adviseert . Over de hoofdzaken zoals opheffing of fusering van de school, het schoolbeleid, het directiestatuut, de organisatiestructuur, de toezichtsstructuur beslist de ALV. Daarnaast heeft het bestuur van de coöperatie dat ook de dagelijkse leiding heeft nog genoeg schoolzaken waarover zij beslist zoals leerlingenplanning, arbobeleid, schoolvoorzieningen, schoolvakanties, leerlingenreglement etc. Ouders kunnen invloed uitoefenen via de medezeggenschapsraad (MR) met wettelijke advies- en instemmingsbevoegdheden. Anders dan bij reguliere Stichtingsscholen zitten hier geen personeelsleden of leerkrachten in. In een coöperatie heb je met de MR van ouders ook geen aparte Ouderraad meer nodig.
foto: Entreehal met wandschildering
























De Raad van Toezicht heeft volgens de statuten in deze coöperatievorm alleen een ondersteunings- of adviesfunctie. Zij hebben hier niet de bevoegdheid om in te grijpen in het bestuur of beleid. Hoe zit dat dan met het wettelijke bestuur kun je je dan afvragen. Is er wel een schoolleiding of dagelijks bestuur? In de coöperatie is het bestuur onderdeel van de lerarencoöperatie en dus geen losstaand juridisch orgaan zoals bij Schoolstichtingen wel het geval is en waar ouders of onderwijsdeskundigen zitting in kunnen nemen met wettelijke bevoegdheden. Dit kan op vrije scholen wel eens aanleiding zijn voor conflictsituaties. In de organisatie is er wel een schoolleider als leidinggevende en eindverantwoordelijke. Het dagelijks bestuur van de lerarencoöperatie bestaat momenteel uit een voorzitter die tevens schoolleider is en een secretaris/penningmeester die tevens medewerker beheer, financiën en administratie is. De algemene vergadering zou echter ook een ander of extra personeelslid kunnen benoemen als bestuurder.


Republikeins of democratisch?
In de zeven jaar dat de vrije schoolcoöperatie nu bestaat zijn er geen wijzigingen geweest in de statuten en schijnen dus goed te werken. Wel zijn er in het huishoudelijk reglement aanpassingen geweest zoals een procedure rondom de vervanging van de schoolleiding. Functioneert deze school dan naar volledige tevredenheid? Daarvoor zou je natuurlijk een personeelstevredenheidonderzoek moeten uitvoeren of ouders moeten bevragen. Om een goede indruk te krijgen heb ik een uitvoerig gesprek gevoerd met bestuurder en medewerker beheer Harrie Stokkel. Hij vertelde zijn ervaringen tot dusver. Hij merkte op dat het natuurlijk wel van belang is dat veel leerkrachten ook inzien dat hun taak niet alleen het lesgeven en de zorg voor de klas omvat, maar zich ook verantwoordelijk voelen voor de hele school (-organisatie). Als teveel personeelsleden niet deelnemen aan de ALV dan heeft deze structuur geen bestaansrecht. Daarnaast is het ook van belang dat de meeste personeelsleden ook kennis hebben van financiële en organisatorische zaken en bijgeschoold worden via VBS of Vakbonden. Het bestuur vindt het van belang dat ALV-leden op de hoogte zijn van bestuurlijke ontwikkelingen.


Foto: schoolmateriaal en opbergkastjes in een van de gangen





















Als aan deze randvoorwaarden is voldaan kan de lerarencoöperatie een prima manier zijn om leerkrachten en ondersteunend personeel te binden aan het schoolbelang en het ideaal van vrijheid van onderwijs een concrete vorm te geven. Harrie vertelde ook dat het belang en nut van de ALV inmiddels wel gebleken is. Toen het bestuur met een voorstel kwam voor het invoeren van een nieuw systeem van functiedifferentiatie is dat verworpen. Men was bang voor misplaatste onderlinge concurrentie. Hetzelfde gebeurde toen er een voorstel kwam om een vorm van bonus- en gratificatiebeleid in het voeren, wat als mogelijkheid in de CAO stond. Ook hier heeft de ALV het voorstel weggestemd. De vrijeschool Utrecht is met deze organisatievorm een pioniersschool gebleken.

Nog geen jaar na invoering kwam oud SER-voorzitter Rinnooy Kan als voorzitter van de commissie Leraren in opdracht van minister van Onderwijs Plasterk met een lijvig rapport over de problemen in het onderwijs (september 2007).
In dit rapport LEERKRACHT worden aanbevelingen gedaan om de beloning van leerkrachten te verbeteren, het beroep van leerkracht te versterken en de school verder te professionaliseren.
Opvallend in dit rapport is dat de commissie het beroep van leraar opnieuw versterkt en nieuw elan wil geven door leraren meer inspraak en inbreng te geven bij onderwijsontwikkelingen. De laatste jaren zijn er allerlei signalen geweest dat onderwijsveranderingen veelal top down en op aandringen van overheid of externe adviseurs over de hoofden van het onderwijzend personeel werden ingevoerd . De managers kregen steeds meer invloed ten koste van de onderwijsgevenden.
De commissie Leraren stelt zelfs voor om schoolbesturen een gedragscode voor goed bestuur te laten opstellen waarin het beginsel van zwaarwegende betrokkenheid van leraren wordt opgenomen. Simpel gezegd “geef het onderwijs terug aan de professionals(leerkrachten)”!
Hoe desastreus overheids- en managersinvloed in het onderwijs is geweest, heeft het parlementaire onderzoek van de commissie Dijsselbloem in 2008 aangetoond voor het middelbaar onderwijs.
Sinds de resultaten van deze parlementaire commissie bekend zijn, streeft men ernaar om alleen nog wijzigingen in het onderwijs door te voeren als deze “evidence based” zijn en scholen mogen geen slachtoffer worden van de vernieuwingsdrift van politici.

Uit onvrede hebben een aantal leerkrachten en docenten een aantal jaren geleden zich verenigd in Vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON). Hun kernpunten zijn:
• Geef de docent zijn vak terug.
• Organiseer goed onderwijs door hoogopgeleide docenten.
• Het grootste deel van het onderwijsbudget moet gaan naar het primaire proces.
• Het management moet in dienst staan van het primaire proces.
• Zeggenschap over de inrichting van het onderwijs binnen de instituten moet liggen bij leraren en docenten.

Interessant in dit verband zijn ook de PISA-onderzoeken. Daarbij wordt bij 15-jarige scholieren het kennisniveau gemeten voor leesvaardigheid en de vakken wiskunde en natuurwetenschappen. Het is een zeer grootschalig onderwijsonderzoek dat in 65 landen wordt afgenomen. Daaruit blijkt al jaren dat Finland er in positieve zin steeds uitspringt. Waar ligt dat aan? Vergeleken met Nederland hebben Finse leerlingen minder lessen en zijn de klassen kleiner. Nog belangrijker is de hogere opleidingsgraad en status van leraren in Finland. Het belangrijkste echter is het feit dat de Finse regering ooit de moed heeft gehad om centrale verplichte examens helemaal af te schaffen! Scholen hebben daarmee de volledige vrijheid terug gekregen. De overheid stelt alleen minimumeisen aan de hoeveelheid lesuren per leeftijdsgroep en het opleidingsniveau van de leerkracht. Deze moeten een universitaire opleiding hebben alvorens voor de klas te mogen staan. De Finse overheid heeft verder geen inhoudelijke bemoeienis hebben met het onderwijs, dus geen inspectie, geen kerndoelen en geen eindtermen of toetsen !

Het onderwijs wordt dan weer teruggegeven aan competente leraren die het beste weten hoe en welke de stof ze moeten overdragen. Het vertrouwen over de kwaliteit is terug waar het hoort, namelijk in de relatie tussen leerkracht, ouder en leerling. Bijkomend voordeel is dat we het hele ministerie van Onderwijs kunnen opheffen en dat scholen gevrijwaard zijn van veel bureaucratische rompslomp. Met dat vrijgekomen geld kunnen we dan ook leerkrachten beter belonen, waardoor het aanzien van het beroep verbetert.

Vrijheid van onderwijs is een ideaal dat in artikel 23 van de grondwet is vastgelegd. Op basis hiervan kunnen ouders, als hun aantal groot genoeg is, een nieuwe school oprichten en moet de overheid daarvoor de middelen beschikbaar stellen. Dit artikel impliceert ook dat schoolorganisaties vrij moeten zijn om leerkrachten de mogelijkheid te geven het onderwijs te geven zonder overheidssturing en controle. In Nederland kan dat alleen als je ook afziet van bekostiging zoals de kleine autonome staatsvrije school Anfortas in Breda dat heeft gedaan.

Concluderend kun je vaststellen dat een lerarencoöperatie de beste voorwaarden creëert voor lerarenzelfbestuur binnen de wettelijke kaders en bekostigingsvoorwaarden en zeker past bij de tijdgeest. Je zou verwachten de andere (vrije) scholen dit voorbeeld snel zouden volgen, maar helaas is dat niet het geval. De overkoepelende Vereniging van Vrije Scholen heeft er geen bijzondere aandacht aan besteedt. Zij lijken zich meer bezig te houden met schaalvergroting en professionalisering. Reden temeer om er nu wel aandacht aan te besteden, want goed onderwijs is de basis van onze kenniseconomie en wordt gegeven door competente, verantwoordelijke leerkrachten die de belangrijkste beslissingen samen moeten kunnen nemen!

Update:

In 2019 is er een 5 minuten durende film gemaakt waarin de uitgangspunten en werkwijze van deze leraren-coöperatie in Utrecht nog eens wordt uitgelegd. Zie ook:  https://vimeo.com/357335843


.

Geen opmerkingen: