woensdag 15 januari 2020

Getuigschriften en Eindwerkstukken







Na eerdere stukken over de uitgangspunten van het vrije schoolonderwijs en het lesprogramma wil ik nu wat meer aandacht besteden aan de eindbeoordelingen en ook de eindwerkstukken.  Zie
https://vrijescholen.blogspot.com/2019/12/de-weldadige-overvloed-van-de-vrije.html


en  https://vrijescholen.blogspot.com/2019/12/het-originele-lesrooster-van-de-vrije.html




Notitieboek van geschept papier, ingebonden en voorzien van een gemarmerde kaft






















Ieder jaar krijgt de leerling uiteraard een getuigschrift waarin deels in niveau’s of cijfers een meer kwantitatief oordeel wordt gegeven per vak of periode-werkstuk. Daarnaast en nog veel belangrijker is het individuele kwalitatieve beeld dat in de vorm van een tekening, een gedicht of een tekst gegeven wordt, waarmee de (groeps-)leerkracht het kind wil typeren en stimuleren.  



Een cijfer is altijd een vrij hard oordeel en momentopname en kan gevoeld worden als het “meten” van een kind en dan ook in vergelijking tot zijn medeleerlingen op specifieke kennisgebieden. Daarbij wordt voorbij gegaan aan het unieke en bijzondere van ieder kind en vooral ook aan de ontwikkeling die een kind heeft doorgemaakt.

Dat laatste is juist het uitgangspunt van het vrije school onderwijs. Heb juist oog voor het bijzondere, het uitzonderlijke en het ontwikkelingsproces van een ik-mens in wording.  Dat vereist echter dat de leerkracht voortdurend intensief naar kinderen kijkt en niet alleen in de eigen lessen, maar ook in de handvaardigheidsvakken of juist tijdens werkweken. Dan ontstaat een breed scala  van indrukken die je meeneemt aan het eind van het schooljaar.




Dat vergt voor iedere mentor of groepsleerkacht aan het einde van het schooljaar wel een extra inspanning. Bedenk hoeveel tijd, aandacht en energie het kost om voor 25 of meer leerlingen zo’n individueel beeld te bedenken en het dan ook nog uit te werken op een kunstzinnige manier.  Sommigen waren er maanden mee bezig maar dat leverde dan ook prachtige kunstwerkjes op. 

Eindwerkstukken
In het  vrije school  onderwijsplan krijgen de leerlingen gelegenheid om te werken aan een persoonlijk eindwerkstuk. In het reguliere middelbare onderwijs kent men tegenwoordig ook een profielwerkstuk dat past bij het gekozen profiel en vakkenpakket.                            Bij een Vrije school was het onderwerp helemaal vrij, al waren er wel richtlijnen voor de uitwerking en uitvoering. Zo moet er een theoretische en een praktische kant aan het onderwerp zitten en hoort iedere scholier ook een presentatie en een concreet (papieren) werkstuk te maken.

Mijn oudste kind dat als  jong kind al dol was op alles wat bewoog van driewieler, step, fiets tot later motor en auto koos uiteindelijk passend bij zijn voorkeuren het thema “vervoerssystemen voor de toekomst”.  Gedurende het schooljaar (2001-2002) zocht hij in de plaatselijke bibliotheek en ook op internet en vond uiteindelijk de meeste inspiratie in de futuristische ideeën  van de gebroeders Robbert  en Rudolf Das. Deze Nederlandse eeneiige tweeling is geboren in Haarlem in januari 1929 en hebben zich ontwikkeld tot technische tekenaars en ontwerpers. Samen hebben ze  ons vele mooie futuristische boeken nagelaten zoals: Zicht op de toekomst (1983), Wegen naar de Toekomst( 1992), Toekomstbeelden (1999), Toekomstflitsen( 2004) en "Energie en onze toekomst" 2008.   
In prachtige illustraties schetsen zij huizen en steden van de toekomst met magneettreinen en shuttleverbindingen. Hun integrale visie op wonen, werken en recreëren heeft in de wereld al hier en daar navolging gekregen. Zo ontwierpen ze piramideachtige hoogbouw, die veel ruimte bood aan zonlicht en veel begroeiing op de balkons. 






Toevallig waren er in die jaren ook dichterbij voorbeelden van gewaagde en interessante voorbeelden. De TU/e had een soort kabelbaan met gondels in gedachten, die studenten vanaf het treinstation naar het TU/e terrein zouden brengen.  In Duitsland waren al snelle magneet-zweeftreinen aangelegd in plaats van metro’s of treinen. Ook waren er al voorbeelden van elektrische fietsen en de éénpersoons elektrische Segway, die nu in steden als Parijs en Barcelona volop rijden, waren toen al getest. Er  waren al tekeningen van auto’s, die ook als helikopter konden opstijgen en vliegen. Aan ideeën en voorbeelden geen gebrek.

In samenspraak met zijn schoolbegeleider moest hij inzoomen op verschillende soorten brandstoffen, aandrijfsystemen en toepassingsgebieden. Het is een mooi werkstuk geworden dat kennelijk ook later heeft doorgewerkt.
Mijn zoon heeft uiteindelijk na een 2-jarige Bedrijfskaderopleiding ook nog HBO Technische Bedrijfskunde afgerond en heeft al bij meerdere technische bedrijven gewerkt tijdens en na de studie. Zo heeft hij een bedrijfsstage van 5 maanden fulltime bij Vialle autobedrijf in Eindhoven  gedaan, dat zich bezig houdt met ombouwen en inbouwen van lpg-autogassystemen in personenauto’s, die minder vervuilend zijn dan diesel of benzine.
Zijn afstudeerstage van ruim 5 maanden fulltime heeft hij samen met een medestudent uitgevoerd bij DAF/Paccar in Eindhoven, waar verschillende populaire vrachtwagens (diesel en elektrisch) geproduceerd worden. 
 Later heeft hij ook een aantal jaren een managementbaan gehad bij het Nuenense bedrijf Heavac die airco-systemen levert voor met name personenbussen  die op diesel maar ook elektrisch rijden. Daarnaast heeft hij ook enkele jaren gewerkt als inkoper bij VDL-Klima die airco en lucht-installaties maken voor schepen en gebouwen. Andere onderdelen van VDL, zoals Bus & Coach maken ook luxueuze bussen (diesel en elektrisch).
Recent nog heeft hij geprobeerd om in te stappen in het jonge bedrijf Lightyear , opgericht door een groep oud-studenten van de TU/e. Deze groep was betrokken bij de ontwikkeling van de volledig op zonne-energie draaiende gezinsauto Stella, die in Australië als eerste na 7.000 km over de streep kwam. Dit jonge bedrijf heeft de ambitie om een volledig, stekkerloze, elektrische auto op de markt te brengen die wil concurreren  in de  prijsklasse van de Tesla type 3.                     

Voor mijn zoon heeft het eindwerkstuk een belangrijke aanzet gegeven voor zijn latere werkzame leven. Bij mijn dochters ook, maar weer heel anders.





Het onderwerp voor het eindwerkstuk van mijn oudste dochter was weer heel anders ontstaan. Zij interesseert zich niet voor techniek, maar des te meer voor de mens. Al in de 9e of 10e klas koos zij voor een instellings- of zorgstage van 5 weken bij heilpedagogisch instituut  Bronlaak in St. AnthonisBronlaak is het oudste van de oorspronkelijke Zonnehuizen met in totaal 196 intramurale (woonachtig in de instelling) zorgplaatsen.

Het is op een landgoed gelegen en is eind oktober 1948 van start gegaan als eerste antroposofische zorginstituut (woon- en werkgemeenschap) voor volwassenen. De liefdevolle en respectvolle omgang met de geestelijk en soms lichamelijk minder valide mensen maakte veel indruk. In de praktische werkzaamheden werden cliënten (en dus niet patiënten) geholpen om kunstzinnige en mooie producten te maken. Kaarsen trekken, brood bakken of papier scheppen en hout bewerken. Alles was mogelijk in een zinvolle dagbesteding. Natuurlijk was er ook tijd voor ontspanning, zang en dans.
Op basis van deze ervaringen koos mijn dochter voor het onderwerp van de psychiatrische patiënt en psychiatrie. Onderdeel van het werkstuk was ook een diepte- interview met een kennis naar aanleiding van zijn manisch depressieve ziekte en de behandeling daarvan in een psychiatrische inrichting .

Daarnaast zijn we samen naar een psychiatrisch museum Dr. Guislain in Gent (België) geweest, waar met historische voorwerpen en hulpmiddelen te zien is hoe vroegere “geesteszieken” behandeld werden. Een vreemd soort griezelkabinet met apparaten, die in een martelkamer niet zouden misstaan. Patiënten ondergingen allerlei waterbehandelingen (koud/warm), werden behandeld met aderlatingen (bloedafname) of elektrische schokken.
Wat in het boek (1962) en de Film “One flew over the Cuckoo's Nest” (1975) met hoofdrolspeler Jack Nicholson te zien is geweest, komt dicht in de buurt van de werkelijkheid. Inmiddels heeft de psychiatrische inrichting in Venray ook een museum.  

Dit kwam allemaal samen in haar eindwerkstuk en na de middelbare vrije school koos ze voor een hbo-opleiding SPH (Sociaal Pedagogische Hulpverlening) aan de Fontys Hogeschool in Eindhoven. Dankzij dit eindwerkstuk en haar vrijeschool getuigschrift werd ze rechtstreeks toegelaten en dus zonder officieel HAVO-diploma. 
Haar eerste baan was ook als pedagogisch psychiatrisch hulpverlener in de GGZ van Eindhoven (vroeger Rijks Psychiatrisch Instituut (RPI) geheten , in een gesloten afdeling, die complexe psychiatrische- en  TBS-patiënten behandelde. Ze moest er ook wisseldiensten draaien.  In de enkele jaren dat ze er werkte heeft ze veel meegemaakt en ook veel geweld en leed gezien. Eigenlijk tè veel voor een jonge begeleider/behandelaar.  Later maakte ze daarom de overstap naar het minder intensieve begeleiden van uitbehandelde patiënten die nog in een begeleid-wonen traject zitten, voordat zij weer zelfstandig naar de maatschappij kunnen. Weer later is ze overgestapt naar de zorgbiedende instelling van Wij Eindhoven .    

Voor mijn jongste dochter ging het zoeken en kiezen van een onderwerp voor het eindwerkstuk weer anders. Zij heeft lang getwijfeld , maar had geen interesse in een technisch of psychologisch onderwerp. In haar kring met klasse-vriendinnen was een donkerkleurig meisje, maar wel met Nederlandse ouders, zodat het vermoeden bestond dat ze geadopteerd was. 
Van ons als ouders heeft ze wel eens te horen gekregen dat wij na twee eigen kinderen het voornemen hadden om als derde kind een adoptiekind te nemen. We hadden al enige stappen gezet zoals een formeel gezinsonderzoek en verzoek om goedkeuring. Toen we die eenmaal hadden gekregen en ook het benodigde geld daarvoor bijeen hadden,  moesten we kiezen waar we eventueel een kind zouden gaan “ophalen”.  Kort voor dat besluit werden we verrast door de constatering dat we toch een eigen 3e kind “verwachtten”. Het verhaal is blijven hangen bij onze jongste dochter, die misschien het gevoel kreeg een adoptiekind “in de weg” te hebben gestaan.
Het eindwerkstuk ging daarom over het verschijnsel adoptie. Ze keek naar de organisatorische, psychologische, juridische en financiële aspecten. Daarnaast heeft ze meerdere onderzoeken doorgenomen over de ervaringen van adoptiekinderen. Hoeveel zijn het er in Nederland en uit welke landen komen ze? Zijn ze even gelukkig? Succesvol? Gaan ze later terug naar hun geboorteland? Kunnen ze accepteren dat hun ouders ze hebben weggegeven? 

Na afronding van de vrije school heeft onze jongste dochter gekozen  voor een opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) aan de Hogeschool Leiden en veel interesse getoond voor jeugdhulp, jeugdzorg en mediation.  Haar latere werk ging meer richting “project management ondersteuning” bij grotere organisaties.